AI-powered
podcast player
Listen to all your favourite podcasts with AI-powered features
“Een oorzaak van iets is onzin, of het nu bestaat of niet. Iets dat bestaat heeft geen oorzaak nodig, iets dat niet bestaat ook niet.”
Op deze manier geeft de 2e eeuwse Indiaase filosoof Nāgārjuna aan dat er geen ontologie mogelijk is.
Waarom kan je volgens Nāgārjuna geen logische stellingen over de werkelijkheid formuleren?
Op welke manier is zijn filosofie een antwoord op het woekerende denken?
En welke overeenkomsten zijn er tussen het denken van Nāgārjuna en de fenomenologie en het existentialisme?
Te gast is Erik Hoogcarspel
De denker die centraal staat is Nāgārjuna
Erik geeft de volgende tips voor verder lezen:
Het is wel zeker dat Nāgārjuna een historisch persoon is geweest, die in Zuid India heeft geleefd in de tweede eeuw. Het is echter ook zeker dat niet alle teksten die aan hem worden toegeschreven ook echt van zijn hand zijn. Om te beginnen is de naam “Nāgārjuna” niet uniek, er hebben meerdere personen met die naam geleefd die ook teksten hebben nagelaten. De meest bekende gaan onder andere over tantra en alchemie. Deze teksten stammen uit de zevende, respectievelijk negende eeuw. Dit heeft geleid tot de mythe, die leeft in het Tibetaanse boeddhisme, volgens welke Nāgārjuna meer dan 600 jaar oud zou zijn geworden. Hij zou ook abt geweest zijn van de beroemde boeddhistische universiteit van Nalanda, maar die bestond in de 2e eeuw niet.
Wie de filosoof Nāgārjuna zelf wil lezen begint natuurlijk met de Mūlamadhyamakakārikāḥ. Deze is door mij vertaald in het Nederlands onder de titel Grondregels van de filosofie van het midden. Bekende Engelse vertalingen zijn die van Mark Siderits en Shōryū Katsura (Nāgārjuna’s Middle Way) en Jan Westerhoff. Westerhoff heeft ook de vervolgtekst vertaald, de Vigrahavyavartani (Weerlegging van de bezwaren). De Śūnyatāsaptati (Zeventig verzen over de leegte) is waarschijnlijk ook door Nāgārjuna geschreven, evenals de Yuktiṣaṣṭikākārikāḥ (60 Verzen met argumenten). Van beide teksten is alleen het Tibetaans bewaard gebleven, maar ze zijn wel in het Engels vertaald.
De Ratnāvalī (Juwelenketting) wordt niet door iedereen erkend als een tekst van Nāgārjuna. De eerste keer dat hij als auteur ervan wordt genoemd, is in een tekst uit de 6e eeuw. Er staan passages in die strijdig zijn met wat er in de authentieke teksten wordt opgevoerd. Er wordt bijvoorbeeld in een hoofdstuk aangeraden om rituelen uit te voeren voor een boeddhabeeld, terwijl Nāgārjuna in de authentieke teksten uitdrukkelijk zegt dat wie de Boeddha als een persoon ziet, er niets van heeft begrepen. De titel van het boek suggereert bovendien dat het een bloemlezing is van verschillende tekstfragmenten en zo kun je het boek heel goed lezen. De Suhṛllekha (Brief aan een vriend) wordt ook vaak aan Nāgārjuna toegeschreven, maar ze is niet meer dan een traditionele inleiding in het boeddhisme, waarin de filosofische thema’s van Nāgārjuna geheel ontbreken.
Lindtner’s Nagarjuniana bevat van de meeste authentiek geachte teksten van Nāgārjuna een beschrijving en van een aantal ook een vertaling. Hij noemt daarbij ook teksten die twijfelachtig zijn. De meeste boeddhologen volgen de traditionele opvatting volgens welke de mahāyānastroming van het boeddhisme een lang onderdrukt gedachtegoed is dat uiteindelijk heeft overwonnen. Dit beweren natuurlijk de mahāyānateksten, die in het Tibetaanse en Chinese boeddhisme als autoriteit gelden. Dit is ook het belangrijkste thema van het boek van Joe Walser. Historische bronnen, onder andere verslagen van Chinese pelgrims en tekstanalyse, spreken dit echter tegen. Het is voor vele (ex)christenen natuurlijk verleidelijk om de geschiedenis van het christendom overal in terug te herkennen. Nāgārjuna zelf beroept zich in de authentieke teksten echter uitsluitend op uitspraken van de Boeddha zoals deze in het canon van het oude boeddhisme voorkomen. Hij schijnt voor het mahāyāna helemaal geen belangstelling te hebben. Als dit zo is, dan is het onwaarschijnlijk dat de Bodhisaṃbhāra (De verzameling over het ontwaken), de Bodhicittavivaraṇa (De uiteenzetting van bodhicitta, de mentaliteit van het ontwaken) en de Catuḥstava (Vier lofzangen) echt door Nāgārjuna zijn geschreven. De tekst Vaidalyaprakaraṇa (Het Verpletteren van de Categoriën) is ten slotte gericht aan debaters en logici en bekritiseert de 16 hoofdonderwerpen van de logische theorie. De tekst wordt door enkele vroege commentatoren aan Nāgārjuna toegeschreven. Als de tekst authentiek is, dan is het mogelijk dat het één van de eerste teksten van Nāgārjuna.
Er zijn talloze boeken geschreven die een interpretatie bieden van de filosofie van Nāgārjuna. Ik vind ze niet allemaal even geslaagd. Een baanbrekend werk is dat van Murti, die Nāgārjuna interpreteert op basis van de filosofie van Kant. Ik heb zelf geprobeerd een verbinding te leggen met de fenomenologie. Garfield en Tillemans baseren zich volledig op de analytische filosofie. Hun interpretatie sluit het beste aan bij die van het Tibetaanse boeddhisme, in het bijzonder die van de Gelugpatraditie, die van het laat-Indiase boeddhisme en die van het Zenboeddhisme.
Overzicht: